
Jurisprudentie
AE2444
Datum uitspraak2002-04-17
Datum gepubliceerd2002-07-01
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
ZaaknummersWAHV 01/00517
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2002-07-01
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
ZaaknummersWAHV 01/00517
Statusgepubliceerd
Uitspraak
WAHV 01/00517
17 april 2002
CJIB 34473485
Gerechtshof te Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter te Rotterdam
van 10 augustus 2001
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [woonplaats]
voor wie als gemachtigde optreedt drs. M.J.G. Schroeder, wonende te Rotterdam.
1. De beslissing van de kantonrechter
De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam gegrond verklaard, de beslissing van de officier van justitie vernietigd en bepaald dat aan de betrokkene een bedrag van ƒ 240,- wordt terugbetaald. De beslissing van de kantonrechter is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2. Het procesverloop
De gemachtigde van de betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld. Hierbij is verzocht de advocaat-generaal te veroordelen in de kosten van het hoger beroep.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De gemachtigde van de betrokkene heeft schriftelijk een nadere toelichting gegeven op het beroep.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een reactie te geven op de nadere toelichting op het beroep. Van deze gelegenheid is geen gebruik gemaakt.
3. Beoordeling
3.1. De betrokkene voert aan, dat de kantonrechter ten onrechte niet heeft beslist op het verzoek om een kostenveroordeling, nu het beroep gegrond is verklaard.
3.2. Ingevolge het bepaalde in artikel 14 (oud) WAHV kan tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep bij het gerechtshof te Leeuwarden worden ingesteld, indien de opgelegde administratieve sanctie bij die beslissing meer bedraagt dan ƒ 150,--, of indien de betrokkene niet-ontvankelijk is verklaard wegens het niet of niet tijdig stellen van zekerheid als bedoeld in art. 11, derde lid, WAHV. De aan de betrokkene opgelegde sanctie is door de kantonrechter vernietigd.
3.3. De betrokkene stelt zich op het standpunt dat het hoger beroep ontvankelijk is. Daartoe voert hij - kort samengevat - het volgende aan. Art. 14, eerste lid, WAHV dient grammaticaal als volgt te worden uitgelegd. Degene ...(kan) ... hoger beroep instellen ..., tenzij de kantonrechter een administratieve sanctie heeft opgelegd, en deze sanctie niet meer bedraagt dan ƒ 150,-. Nu de kantonrechter de sanctie heeft vernietigd, heeft de kantonrechter derhalve geen sanctie opgelegd en is er geen sprake van "de opgelegde administratieve sanctie", waardoor het bepaalde in de tenzij-clausule niet intreedt. De betrokkene voert voorts aan, dat ook bij een teleologische uitleg van art. 14, eerste lid, WAHV de betrokkene in het hoger beroep ontvankelijk is, nu het eerste lid aldus dient te worden verstaan, dat voor de ontvankelijkheid in hoger beroep beslissend is hoe zwaar de telastegelegde overtreding is, nadat de kantonrechter zich hierover heeft uitgelaten, zoals ook in art. 14, eerste lid, WAHV is verwoord.
3.4. De Memorie van Toelichting (Kamerstukken II, vergaderjaar 1997-1998, 25927, nr. 3, pag. 4) houdt het volgende in: "Het bieden van een beroepsmogelijkheid op één rechterlijke instantie is in overeenstemming met de oorspronkelijke gedachte achter de Wet Mulder. Van het begin af aan is de gedachte achter de Wet Mulder een vereenvoudigde afdoening van lichte verkeersovertredingen geweest. (...) Het belang van de Mulderzaken waarin een sanctie tot en met fl 150 is opgelegd na het beroep op de kantonrechter, rechtvaardigt naar onze overtuiging niet langer het bieden van de mogelijkheden van twee rechterlijke instanties". Nu de opgelegde sanctie door de kantonrechter is vernietigd, is er gelet op het vorenoverwogene geen hoger beroep mogelijk. Derhalve dient de betrokkene niet-ontvankelijk te worden verklaard in het hoger beroep.
3.5. Ten overvloede overweegt het hof dat de beslissing van de kantonrechter moet worden aangemerkt als een tussenbeslissing, nu niet op het verzoek om een kostenvergoeding is beslist (vgl. HR 22 februari 2000, VR 2000,147). Het hof zal daarom de stukken in handen stellen van de griffier van de rechtbank te Rotterdam.
4. De beslissing
Het gerechtshof:
verklaart de betrokkene niet-ontvankelijk in het hoger beroep;
stelt de stukken met het oog op een beslissing op het verzoek tot vergoeding van proceskosten in handen van de griffier van de rechtbank te Rotterdam.
Dit arrest is gewezen door mrs. Vellinga, Huisman en Van Dijk, in tegenwoordigheid van mr. Wijma als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.

